Het dringend advies (en inmiddels al langere tijd: de verplichting) om in de publieke ruimte een mondmasker te dragen heeft op sommigen een extra emotionele impact. Zo ook op mij. Het dwingt tot oogcontact en brengt dichter bij wat wij een toestand X noemen: ‘op zwart’ en uit verbinding gaan, vooral met onszelf.
De stress die alleen al het vooruitzicht op meer en meer gemaskerde medemensen oproept stelt mij in staat in dit artikel het verschijnsel ‘uit contact gaan’ (dissociatie) nader te onderzoeken. In relatie tot het thema oogcontact dan – een belangrijk thema bij ADD. Er vervolgens van te leren, om het leven dragelijker en kleurrijker te maken.
In de leprozenkolonie
Mijn eerste lijfelijke ervaring met het mondmasker was in de nazomer, toen ik met mijn beste vriend Marcel (zie foto) een weekend in België doorbracht. Belgisch Limburg, mind you! De reis moest wel via de provincie Antwerpen, waar een algeheel mondmasker-gebod was afgekondigd. Op volle snelheid en met dichte raampjes natuurlijk. Het was alsof we door een leprozenkolonie reden.
Een supermarktbezoek daar leverde te verwachten benauwdheid op, maar duurde gelukkig slechts kort. Belangrijker waren de emoties die bij mij als een lichte misselijkheid tegen de huig drukten: een mix van angst, walging, agressie en minachting, vermengd met gevoelens van vervreemding, verdriet en melancholie.
Verdoofd
De reflex is dan: dissociatie (waarover verderop meer) – me diep in mijzelf terugtrekken, uit wat ik echt voel. Zo snel mogelijk terug de auto in, mondmasker afgerukt en … ADEMHALEN! Of zo snel mogelijk neerploffen op het terras, de al vaag opkomende emoties toedekken met zelfspot en humor, en … AFBLUSSEN – met Belgisch bier. Wat overigens geen straf is, zoals op de foto te zien.
Zo blij dat wij in Nederland woonden. Tot hier een dringend advies werd afgekondigd. De emoties waren opeens terug, en heviger want er lijkt nu geen ontsnappen meer mogelijk. Persoonlijk ben ik ontdaan. Wat is dit toch? En waarom heeft dit alles te maken met … oogcontact?
Oogcontact
Zoals ik in een eerder artikel – ADD en de Liefde – al aangaf heeft oogcontact bij mensen met AD(H)D – zoals ik, een bijzondere impact en betekenis. Dat geldt trouwens ook voor mensen met ASS (autisme) en SPD (een schizoïde persoonlijkheidsstoornis).
Hoe wij oogcontact ervaren legt een hoge gevoeligheid en kwetsbaarheid in ons bloot die teruggaat tot ervaringen in de vroegste kindheid. Namelijk, in het oogcontact met onze primaire verzorgers, veelal de moeder, dat herhaaldelijk een ondraaglijk stressniveau in ons heeft opgeroepen – gedurende langere tijd.
Het verband tussen gevoeligheid voor oogcontact en vroegkinderlijk trauma wordt onder andere uitgewerkt in het boek Ontwikkelingstrauma helen van Laurence Heller en Aline LaPierre. Nog sterker wordt die achtergrond aangegeven door Gabor Maté in zijn boek Scattered Minds. Zie ook mijn eerdere artikel Èchte aandacht: een queeste naar heling bij ADD. Het is echter meer dan een wetenschappelijke verklaring: Maté’s boek op dit punt lezend voelde ik mij diep en pijnlijk geraakt, ik herkende het onmiddellijk, zelfs al heb ik vanzelfsprekend geen bewuste herinneringen aan die tijd.
Wat ik weet van mezelf, maar ook herken bij veel van mijn ADD cliënten, is dat oogcontact dus helemaal niet zo vanzelfsprekend is als voor de doorsnee mens.
- Òf het leidt tot een verstillende, transcenderende absorptie in het contact met de ander. Bijvoorbeeld als we onze geliefde in de ogen kijken, of diep emotioneel contact voelen.
- Òf we vermijden het – de natuurlijke houding, of de houding zodra het contact onzeker wordt.
Wat er gebeurt bij oogcontact
In die gevoeligheid voor oogcontact zijn drie aspecten te onderscheiden:
- Hooggevoeligheid: we zien simpelweg veel meer. Hoe langer we kijken, hoe meer fysieke details we in de ogen zien, ons verliezend in visuele belevenissen tussen de oogwimpers en de lamelletjes in de iris en terug. Jannine Wise beschrijft dat zo mooi in een blog van haar over dit onderwerp. Ondertussen gaan we een verdiepende neurologische verbinding aan, van brein tot brein. Hierin ervaren en vermoedden we steeds meer van de ziel van de ander, in al zijn gelaagdheid. Sprekend voor mijzelf, daarbij zie ik gaandeweg ook het gezicht van de ander veranderen, van ‘gewoon’ naar zachter of harder, naar jonger of ouder. Zie ik hun emoties en diepere, verborgen gevoelens en herinneringen als een ‘overlay’, als schaduwen van wolken over hun gezicht trekken;
- Hyperfocus: dit proces van doorzien en onthullen is intrigerend, zuigt ons steeds dieper in de blik van de ander. We raken erin gevangen, geabsorbeerd. En dat terwijl de ander onze blik juist als wazig, als starend, ‘out of focus’ gaat ervaren. Klopt, we kijken inmiddels meerdere centimeters áchter het oog;
- Kwetsbaarheid: in dit proces maken wij ook onszelf uiterst kwetsbaar. Kwetsbaar voor afwijzing omdat we beginnen te staren. Omdat we afgeleid raken, beginnen te stamelen. Omdat ons werkgeheugen overbelast raakt. Maar ook doordat we onze eigen ziel bijna ongecontroleerd aan het openen zijn voor de ander. We voelen ons overgevoelig worden voor iedere zweem van vermoeden van afwijzing of binnendringen door de ander. Die kwetsbaarheid herinnert ons aan de starende, priemende of bevestiging zoekende blik van onze gestreste moeder (en/of vader) toen we nog klein waren. En triggert de ondraaglijke spanning die wij daarbij ervoeren.
Het effect is dat we juist in dit hypercontact het functionele contact met de ander verliezen. We horen simpelweg niet meer wat de ander eventueel zegt.
Mondbewegingen
Dat gebeurt helemaal als mensen van nature toch al verlegen zijn (zoals ik lange tijd was), of sociaal onzeker tot angstig. Wegkijken is dan ook een onszelf beschermende grondhouding.
We hebben ons aangeleerd om, op zijn best, in het contact met de ander oogcontact te vermijden en te faken, door naar iets in de buurt van de ogen te kijken. En een deel van ons verlegt de focus nog iets lager, door naar de mond te kijken.
Dat helpt ons bij de ander te zijn, de ander te volgen – zonder geabsorbeerd te worden door de blik van de ander. Zonder ons onveilig want kwetsbaar te voelen. Dat staat overigens het (vanuit de ooghoeken) contact houden met en lezen van gezichtsuitdrukkingen niet in de weg, integendeel.
De impact van het mondmasker
De impact van het mondmasker is in eerste instantie, dat het de laatste groep – die gewoon is naar de mond te kijken -, waartoe ook ik behoor, onmogelijk wordt om nog effectief èn veilig contact te hebben met de afgeplakte medemens.
Onze blik ketst heen en weer tussen de plek waar anders een in alle opzichten sprekende mond zit en de ogen. Voelen we ons gedwongen onze kwetsbaarheid in het oogcontact te verdragen of naarstig dat contact te vermijden, andere rustpunten te vinden (zoals dat stom-bewegende mondkapje dat behoorlijk afleidt). En tegelijk aandachtig te zijn bij woorden en intonaties die we niet meer kunnen zien – en dan ook niet meer zo geweldig kunnen verstaan.
Dat maakt het moeilijk om contact te maken, de ander te volgen en effectief te communiceren. Het maakt ons in ruimere zin meer verstrooid en warrig dan anders. We weten simpelweg niet meer waar we het zoeken moeten.
Emotionele belasting
Daar komt een emotionele belasting bij, door het aanzetten van angstigheid en schuld- en schaamtegevoelens. Negatieve gevoelens die niet meer met een glimlach of ongedwongen verbaal contact kunnen worden gecompenseerd.
De angstigheid komt deels doordat we gedwongen worden naar de ogen te kijken. Anderzijds omdat die ogen in onze beleving ervaren worden als meer uitpuilend en priemend dan anders. Priemend van verwijt, alsof zij – vanuit ons schuldgevoel – ons ervan verdenken onwillig te zijn, achteloos voor hun angst besmet te worden. Betrapt zouden kunnen worden op een veronderstelde onwil om offers te brengen voor de veiligheid van anderen.
Contactloosheid
Het effect is een gevoel van erbuiten te staan, contactloos, verlaten en afgezonderd te zijn, vervreemd.
Zeker als je nog wat uitzoomt. De niet te vermijden aanblik van tientallen of honderden gemaskerde mensen tegelijk versterkt die gevoelens van contactloosheid en angstigheid ook nog eens grandioos.
Tot slot komt daar dan nog een gevoel van irritatie en woede bij. De woede dat we dit moeten verdragen en hierin niet begrepen of juist afgewezen te worden. Het onrecht dat je voelt vanuit een voortdurende innerlijke verdediging tegen zelfveroordeling nog eens bij. Aangezet door de oordelen die je overal om je heen hort. Dat je een egoïst of een watje bent … Dat je verweer bij voorbaat wordt afgedaan.
Dit alles komt bovenop de psychische effecten die ‘normale’ mensen in min of meerdere mate ook al hebben. De kern is angstigheid bij de dagelijkse confrontatie met dit symbool van ziekte, besmetting en gevaar. Iets wat versterkt wordt door de verminderde ademhaling die er hoe dan ook het effect van is. Minder zuurstof wordt door het autonome zenuwstelsel vertaald in verstikkingsgevaar. Sneller, dieper ademhalen, maar ook een verkramping van het lijf zijn een gevolg.
Dit alles alarmeert de amygdala, ons angstcentrum, dat op zijn beurt ons stress systeem en onze prefrontale cortex aanzet om problemen en oplossingen te zoeken, de blik te vernauwen, te piekeren, te gaan vechten, vluchten of bevriezen. Teneinde deze respons zo snel mogelijk ook weer te onderdrukken.
Daar kunnen mensen heel druk mee zijn. Lange tijd succesvol ook, tenzij er ook nog andere gevaren dreigen: werkloosheid, faillissement, relatieproblemen, eenzaamheid. Dan blijkt dat de veerkracht ondermijnd is.
Bange vooruitzichten
Vanuit dit perspectief is het begrijpelijk dat mensen als ik, alleen al van de suggestie dat mondmaskers ‘dringend aangeraden’ dan wel verplicht worden voor publieke binnenruimtes, tamelijk van slag raken. Laat staan als het werkelijk verplicht wordt, altijd en overal, zodra we een stap buiten de deur zetten.
De enige manier om hieraan te ontsnappen is dan: de gemaskerde medemens zoveel mogelijk vermijden, door meer dan anders binnen te blijven. Of de natuur op te zoeken – tenzij het daar ook afgedwongen wordt, ik helemaal niet meer zal weten waar ik het zoeken moest. Vooruitzichten die danig hun schaduwen vooruit werpen.
Ook hierdoor zal, hoe vaker we mondmaskers zien, het woord alleen al valt, het algeheel stressniveau in ons steeds verder omhoog kruipen. Ook die vooruitzichten leiden tot meer chaos in ons hoofd, meer verstrooidheid, afwezig zijn, piekeren, wakker liggen, etc.. Meer dissociatie.
Blikken als harpoenen
Dit alles maakt dat we nu al gevoeliger zijn voor stressvolle situaties. Situaties waarin we nog eerder het contact met de werkelijkheid verliezen. En in de greep komen van diepe, moeilijk te hanteren emoties – en afweermechanismen in ons die dat moeten helpen voorkomen.
Situaties zoals waarin je je – plotseling vaak – sociaal onzeker wordt. Helemaal als je daarbij het idee krijgt dat je daarbij een binnendringen in je kwetsbaarheid moet verdragen. Situaties waarin je tegelijk een gevoel van (zelf)verwijt niet kan onderdrukken. Blikken als harpoenen, zelfs met de ogen dicht.
Ik ervaar dat al, en dat zal je niet vreemd zijn als je AD(H)D hebt, als je bemerkt dat je in het contact met een ander aan het dissociëren bent en je vermoedt dat de ander dat door heeft. En nog sterker, als de ander op dat moment opeens naar jouw idee erop aandringt je bloot te geven. Quasi te bekennen dat je even afdrijft. Waar denk je aan? Wat voel je?
En vooral als je daarin een verwijt voelt de ander alleen en in het ongewisse te laten.
Toestand X
Dat is schrikken. Angst en schuldgevoelens vlammen dan op, samen met de hele riedel aan gevoelens die ik eerder noemde. Alleen, voor je er erg in hebt weet je het niet meer – je raakt in wat we voor het gemak maar een lichte Toestand X noemen. Stuurloos, bewusteloos, leeg – mentaal hulpeloos verlamd.
Het doet mij in de verte denken aan enkele sessies met mij supervisors. Sessies die op zo’n moment bijzonder onaangenaam werden, maar die mij achteraf wel geholpen hebben te begrijpen wat er precies in je gebeurt. Als zo’n proces van jezelf verliezen compleet doorlopen wordt. En dus interessant om hier te ontleden.
Tijdens deze sessies had ik mij overgegeven aan een diepgravende hyperfocus-in-dialoog (dacht ik) op iets wat complex is en wat ik belangrijk vond. Tot die hyperfocus – ook een vorm van dissociatie! – voor mij onverhoeds doorbroken werd door zeer persoonlijke, door mij als binnendringen ervaren vragen. Vragen die deden wakkerschrikken, waarop ik onmiddellijk dissocieerde. Bij de herhaling van de vraag hoe ik mij voelde en ik in de achterblijvende leegte in mij keek, raakte ik in een complete black-out.
Tot ik bemerkte dat mijn hart gigantisch tekeer ging. Iets in mij was doodsbang – en daarna woedend. En na een dag: intens verdrietig. Het duurde dagen om mij daarvan te herstellen.
Een extreme reactie, maar in lichte vorm komt het regelmatig voor. Een plotseling en nauwelijks bewust gevoel van paniek of zorgelijkheid – en uit contact gaan. Met de situatie, met wat je aan het doen of zeggen was. Met de ander en met jezelf. Alsof er een stukje tijd verdwijnt, en daarmee een stukje van jezelf. Iets een wond in je slaat, een moment van kwetsbaarheid en kwetsing, tranen en een lege blik.
Dissociatie
Ik heb inmiddels geleerd om als dit voorvalt er beter bij te blijven, bij wat er in mij gebeurt. Hoe moeilijk en moeizaam ook. Ik kan er vervolgens dagenlang mee bezig zijn, maar beter bewust dan dat het een schaduw van somberheid en verlatenheid over mij brengt die alles uit mij zuigt. Dat leer ik ook mijn cliënten: opmerken wat er gebeurt, erbij blijven, doorvoelen, en dan: constructieve zelfzorg.
Wat er gebeurt is wat we een proces van ‘dissociatie’ noemen.
Dissociatie, een term uit de psychologie en psychiatrie, is een geestesgesteldheid waarin bepaalde gedachten, emoties, waarnemingen of herinneringen buiten het bewustzijn worden geplaatst, tijdelijk niet ‘oproepbaar’ zijn of minder samenhang vertonen. Letterlijk betekent dissociatie ‘ontkoppeling’ of ‘uiteenvallen’. Het is een zeer alledaags verschijnsel: iedereen verliest bijvoorbeeld weleens de aandacht voor zijn omgeving als hij zeer geconcentreerd met iets bezig is en iedereen heeft weleens een dagdroom. In deze zin is het gewoon een mechanisme om tot rust te komen, een afweermechanisme. (Bron: Wikipedia)
Afweermechanisme
Dissociatie als afweermechanisme wordt problematisch als het stelselmatig gebeurt. Vaak naar aanleiding van prikkels die bewust of onbewust traumatische situaties of gebeurtenissen oproepen. Langer aanhoudende dissociatie kan ook nog overgaan in depersonalisatie – een verschijnsel dat onder andere voortkomt als het stressniveau langdurig hoog is, zoals bij een burn-out.
Dissociatie is een vaardigheid die juist mensen met AD(H)D in extremo hebben ontwikkeld. Ontwikkeld dus, om zich – als hoog-sensitieve zuigeling – te beschermen tegen de starende of priemende blik van hun angstig-onzekere of depressieve moeder of andere primaire verzorger. Sla Maté er maar op na.
Een afweermechanisme dat zich rijk gefaciliteerd in hun hersenbanen heeft vastgezet. Als een neurologische ‘snel-weg’, die te pas en te onpas, bij het minste of geringste, kan worden ingeslagen.
Double bind
Dissociatie is in eerste instantie dus een soort beschermende ‘doorslaan van de stoppen’. Als er in het kind, door sterk oplopende spanning, kortsluiting ontstaat tussen:
- de visuele beleving van wat normaal gesproken voedend oogcontact is; en
- de emotionele beleving van angst, stress, verdriet, eenzaamheid (en smeken om aandacht en bevestiging van het kind) in de starende (of juist priemende, zuigende) blikken van de moeder.
Dit is een vorm van wat ook wel ‘double bind’ wordt genoemd.
Een dubbele binding (Engels: double bind) is een dilemma in de communicatie, waarbij een individu (of groep) twee of meer tegenstrijdige boodschappen ontvangt. Het is een situatie waarin adequaat reageren op de ene boodschap, het in gebreke blijven van de andere boodschap betekent, en omgekeerd. Hierdoor zit de ontvanger, wat hij ook doet, altijd fout. Met andere woorden: de ontvanger kan geen commentaar leveren op het conflict, kan het niet oplossen, en kan zich ook niet aan de situatie onttrekken. (Bron: Wikipedia).
Een extreem stressvolle verbinding waaruit het kind alleen kan ontsnappen door het oogcontact te verbreken. In extremo door het bewustzijn volkomen te verliezen, ‘out’ te gaan (‘Toestand X’).
Drie fasen of niveaus: van ‘niks aan de hand’ tot Toestand X
Wat dan blijkt is dat er drie fasen in dit ‘verval’ te onderscheiden zijn, die ik duidelijk in mijzelf kan herkennen:
- Dissociatie uit de situatie en het contact met de ander – naar binnen slaan, ‘dagdromen’ (hoewel dat leuker klinkt dan het werkelijk is!);
- Dissociatie van mijzelf – emotioneel en lichamelijk (niet meer kunnen voelen, niet meer weten wat er innerlijk gebeurt);
- Toestand X – overweldigd worden door emoties verbonden met diepe innerlijke conflicten (angst, schuld en schaamte) die tijdelijk compleet buiten het bewustzijn worden gehouden. We belanden eerst in een psychische kramp (‘stupor’) of vacuüm (‘horror vacui’) – we gaan ‘op zwart’. Als die emoties heftig zijn, dan vallen die spoedig in volle hevigheid toch over ons heen, nemen bezit van ons als pure paniek, blinde woede, intens verdriet, ijzingwekkende verlatenheid (leegte).
Wat te doen?
Het moment waarop je jezelf nog kunt begeleiden – voorkomen dat je op zwart gaat – èn kunt leren, kunt groeien, is het moment waarop je de eerste fase ingaat. Je bewust worden van dit moment stelt je in staat te onderzoeken en te benoemen wat er in je gebeurt. Dat stelt je in staat om liefdevol – zonder zelfveroordeling – voor jezelf te zorgen. Jezelf niet in de steek te laten.
Wat dan te doen met dat mondmasker?
Allereerst bij de innerlijke ervaring van kwetsbaarheid in het oogcontact en de ontzetting bij het verschijnsel mondmasker.
Het voert natuurlijk praktisch te ver om bij ieder kortdurend bezoek aan een winkel met mondmasker-gebod, of bij toiletgang in een café, je aan uitgebreide zelfreflecties en zelfzorg over te geven. Dan kan een ander afweermechanisme tijdelijk ook heel, effectief zijn: relativeren, ironie en zelfspot en maskerade. Zoals ik deed in België.
Als de blootstelling te lang zou kunnen duren of te intens is (als je daarbij bijvoorbeeld nog moet luisteren en praten ook), dan zou je jezelf kunnen helpen door licht te dissociëren uit de situatie, interactie te vermijden. Dus gewoon even af te schakelen – verstand op nul en blik op oneindig. We hebben dat vermogen tot dissociatie immers niet voor niets – we mogen dat gebruiken. Maar dan dus wel liefdevol met jezelf en met je opkomende emoties omgaan. Er voor het bedreigde kind in je te zijn – en dan inderdaad … snel naar buiten.
In bredere zin …
Als je in bredere zin last hebt van dissociatieve tendensen in jezelf, dan is het raadzaam om toch regelmatig te reflecteren op wat er in je gebeurt. Zie het als een begin van een groeipad, náást de snel-weg, geplaveid met de bereidheid de triggers te herkennen, te bemerken en erbij te blijven als je door de eerste twee fasen van dissociatie lijkt te vallen.
De sleutel daartoe is een vergroot bewustzijn van je lichaamssensaties en gevoelens – altijd, continu. Dat legt de basis voor zelfbewustzijn, wat de kern is van Zijnsgeoriënteerde therapie en zelfbegeleiding. Vervolgens je diepere (negatieve) emoties gaan herkennen, doorleven, verdragen en adresseren: er echt voor jezelf zijn. En liefdevol ontvangen wat je dán ten deel kan vallen.
Jezelf ontmaskerd!
Het effect? Je wordt gevoeliger en emotioneler, staat meer in het leven. Uit eigen ervaring kan ik zeggen dat het leven er niet gemakkelijker op wordt, maar wel bewuster en levendiger. Het betaalt zich vooral uit in het overwinnen van de angst voor intimiteit die voor iedereen in min of mindere mate geldt. Ontsluit het vermogen tot intens gevoelde verbondenheid en intimiteit – met je geliefde en andere betekenisvolle relaties. Reikend tot in een non-duale staat met de ander en verder.
En liefdevol contact dan?
Daarmee raken we tevens de andere, mooie kant van deze gevoeligheid. Namelijk, het vermogen om oog-in-oog op een substantieel dieper niveau, vanuit de eigen Essentie, nabij de ander te kunnen zijn. Het voert voor nu echter te ver om ook deze kant van hooggevoelig oogcontact uitvoerig te belichten. Dat bewaar ik graag voor een andere keer.
© Gerphil Kerkhof | oktober 2020
Nawoord – ter geruststelling: inmiddels (we schrijven november 2021) heb ik ermee leren leven: verstand op nul, blik op oneindig sla ik mij nu, zonder mentale kleerscheuren, door de supermarkt. Aanvankelijk nog tamelijk ‘buiten mezelf’, gedissocieerd, maar met voelbaar bonzend hart. Voor de rest mijd ik plekken met veel mondmaskers. Net als situaties waarin ik tegen een gemaskerde medemens moet praten. Ik heb het leren aanvaarden als onvermijdelijk en ook noodzakelijk om – als mensheid, samenleving – de pandemie het hoofd te bieden. Hoe lastig het voor mij persoonlijk ook is.
Nawoord 2 – corona en het hele mondmasker-drama liggen inmiddels (januari 2023) achter ons. Gelukkig. Net als, voor mij, de moeite die ik had met oogcontact, met mijzelf bloot geven. Misschien wel dankzij – want in de tussentijd ben ik enorm gegroeid in contact maken, intiem en persoonlijk zijn met betekenisvolle anderen. Zie bijvoorbeeld mijn artikel Intimiteit, als je hart ontluikt in (man/vrouw) vriendschap, dat ik in deze periode schreef. Wil jij ook over je schuchterheid heen groeien? Dan ben ik er graag voor je.
Tot slot
Dus heb je ADD en zou je meer zelfbewustzijn, zelfliefde en zelfacceptatie – en daarbij ook de ander – in je leven willen toelaten? De dromer in jezelf wakker kussen? Kijk dan eens op mijn pagina over mijn benadering van ADD coaching. Of vraag meteen een afspraak aan voor een introductie sessie. Therapeutische coaching bij ADD wordt vergoed vanuit de aanvullende verzekering en kan ook heel goed online – dus afstand is echt geen probleem.
Geen artikel meer willen missen? Abonneer je dan op de Nieuwsbrief – voor een bericht als er weer een publicatie is.