… meer over Oogcontact
Oogcontact in onze vroege jeugd, tussen ouder en kind, blijkt fundamenteel voor onze neurologische en emotionele ontwikkeling. Op latere leeftijd blijft het een belangrijk onderdeel van de communicatie van mens tot mens, óók daar waar het vermeden wordt. In sommige situaties heeft het zelfs extra betekenis: in romantische situaties (zwijmelen in elkaars ogen) bijvoorbeeld, of als je de ander indringend iets wil zeggen. Je kijkt dan recht in iemands ziel, want dat zijn je ogen ook: directe ramen naar binnen. Dat klopt ook neurologisch: je ogen zijn feitelijk hersenweefsel dan direct vanaf de buitenkant zichtbaar is.
Dat is misschien ook wel de reden waarom onze kijk op oogcontact niet gedeeld wordt in veel niet-westerse culturen. Daar geldt het vaak als respectloos en binnendringend. Zeker in de communicatie met meerderen of met het andere geslacht. Ook mensen met een hoge gevoeligheid of sociale onzekerheid kunnen direct oogcontact lastig vinden. Denk bijvoorbeeld aan sommige introverte mensen, mensen (niet iedereen) met ADD, Autisme en mensen met SPD (een schizoïde persoonlijkheidsstoornis). Meer hierover in: